Het nare van gedachtesprongen

3 minuten lezen


foto van eendenkuikens onderaan een trap en moedereend bovenaan

Hoe je je lezer stap voor stap meeneemt

Hoeveel traptreden heb jij ingebouwd in je tekst? En zijn die tredes laag genoeg, zodat lezers jouw trap gemakkelijk kunnen nemen? Of ben jij als de eendenmoeder en bouw je haast onneembare traptreden in?

Misschien ken je het filmpje wel. Een eendenmoeder loopt stap- stap een trap op. Dan kijkt ze om en ziet ze dat al haar kuikens nog beneden staan. Waarom staan ze daar nou onder aan de trap, waarom lopen ze niet gewoon door? Ze is nu eenmaal niet in staat zich te verplaatsen in haar kuikens. Anders zou ze toch niet die trap op zijn gegaan?

Maar zo zit het concept eend niet in elkaar. Kennelijk. Zo wordt de trap die zij moeiteloos neemt een haast onneembaar obstakel voor de kuikens.

Wij zien het gebeuren en verwonderen ons. Maar wist je:

Ook in je tekst kunnen onneembare traptredes zitten

Met een onneembare traptrede loop jij door, terwijl je lezer verwonderd achter blijft. Of vertrekt.

Je bouwt bijvoorbeeld een uitleg op die bestaat uit gedachtes die elkaar opvolgen. Alleen, jij zit zo goed in de materie dat je niet doorhebt dat je er een stukje tussenuit laat. Zo heb je een traptrede gebouwd die haast niet te nemen is.

Ik noem dat gedachtesprongen

Iedereen maakt wel eens een gedachtesprong

Je hebt het gevoel dat je heel logisch redeneert. Je bent je er niet van bewust dat een ander je niet volgt. Is ook lastig bij een tekst, want je ziet geen fronsende wenkbrauwen. En er is niemand die zijn vinger opsteekt en zegt: hier kan ik het niet volgen.

Hieronder drie voorbeelden van een gedachtesprong

 ‘Mirte was genoodzaakt in de winkel mee te helpen. Dat vond ze niet prettig. Ze wilde graag op de achtergrond aanwezig zijn. En uiteindelijk vond ze het erg moeilijk om te stoppen met de winkel.’

Tussen de regels door begrijp je best wel dat Mirte toch is gaan meehelpen en het zelfs uiteindelijk prettig vond. Anders zou ze het niet moeilijk hebben gevonden te stoppen. Ja. Dat kun je wel opmaken uit de zinnen. Maar je moet toch even extra lezen, omdat de auteur deze zin weglaat: ‘Door mee te helpen, merkte ze dat ze het toch leuk vond.’

De auteur maakt een denkstap. Maakt de traptrede net iets te hoog.

Tweede voorbeeld van een gedachtesprong

‘In vorige kabinetten zijn verschillende gebieden aangewezen voor de opvang van water. Dit gaat moeilijk samen met gebruik van die gebieden voor wonen, industrie of landbouw.’

De schrijver weet precies wat het betekent als een gebied is aangewezen voor de opvang van water. Hij ziet bijvoorbeeld in gedachten een weiland vol water staan. De 2e zin is dan een logisch gevolg van de 1e zin. Maar wie niets van dit onderwerp weet, ziet misschien een regenton voor zich of een weiland met terpen. Of helemaal niets. De volgende zin komt dan wat uit de lucht vallen of vraagt op z’n minst nog een toelichting.

Hier past een zin tussen als: Dat betekent dat het gebied onder water komt te staan bij hoog water in de rivieren. 

Derde voorbeeld van gedachtesprong

‘De Renkumse Poort is de bosrijke ecologische zone die het centraal Veluws natuurgebied met de Neder-Rijn verbindt. Herten aan de Rijn was het motto bij de start.’

Als je alleen die eerste zin leest en verder niets en iemand zou je vragen: wat is die Renkumse Poort? Dan zou je zeggen: dat is de naam van het gebied tussen Wageningen en Renkum.

Maar dan kom je bij de tweede zin. Het laatste woord daarin is ‘start’. Hé, denk ik dan. Hoezo start? Ik heb niets gelezen dat suggereerde dat er ergens een start van moest zijn. Even teruglezen: nee, er staat niet dat er ooit iets gestart is.

Waarschijnlijk bedoelt de auteur dat die Renkumse Poort een project is dat ooit gestart is. Oké, dan snap ik het.

Ook hier sloeg de auteur een stap over. Hij wist dat de Renkumse Poort een project is dat ooit is begonnen. Hij gaat er dus vanuit dat de lezer dat ook weet. En maakt daarom de gedachtesprong van de eerste naar de tweede zin door niet eerst te vertellen dat dit een project is dat ooit is begonnen (maar dan in andere woorden).

Hoe voorkom je gedachtesprongen?

  1. Bedenk wat jij weet en de lezer waarschijnlijk niet.
  2. Laat je tekst een dag liggen en lees dan nog eens na met verse ogen.
  3. Denk als een computer: eerst A en dan pas B. Sla je stappen over, dan loopt hij vast.
  4. Laat de tekst eens door een ander lezen.
  5. Denk aan de onneembare trap. Door je die bewust te zijn, zie je eerder in je eigen tekst waar jouw treden te hoog zijn.

Vind je het lastig om te zien of jouw eigen tekst gedachtesprongen of denkstappen bevat? Dan een oefening voor jou:

Lees eens heel aandachtig rapporten, verslagen of e-mails op denkstappen. Of zoek blogs of websites op internet die duidelijk niet zijn geschreven door professionals. Kortom, ga bewust op zoek naar teksten met denkstappen en beschrijf wat er ontbreekt om de tekst logisch te maken. Dit kan helpen om je eigen gedachtesprongen te ontdekken en voorkomen.

Wil je weten hoe het afliep met de eendenkuikens? Kijk dan hier.

Wil jij leren om zonder gedachtesprongen te schrijven?

Doe mee aan het traject Scherp Zakelijk Schrijven, dan leer je alle ins en outs van helder en begrijpelijk schrijven.

Neem contact met me op